Het oude Leuven telde vijf parochies, met evenveel parochiekerken en minstens evenveel kerkhoven. Ook bij kloosters en begijnhoven waren begraafplaatsen. Na het algemene verbod in 1784 door keizer Jozef II om nog binnen de stadsmuren te begraven, kochten de vijf parochies een terrein van 1 ha 80 a tussen de huidige Pleinstraat en de Parkabdij. Het was min of meer vierkant en omvatte slechts een fractie van de huidige begraafplaats: het deel bij de dienstgebouwen, omgeven door de wegen A, B, C, D en E van het zogenaamde oude kerkhof. Na de wijding van de gronden op 14 september 1785 kon er begraven worden. Dit gebeurde weliswaar schoorvoetend en met veel tegenstand. Het duurde bijna tien jaar voor de begravingen systematisch hier gebeurden. Er was een pastoor aangesteld die er permanent woonde, een kapel had en een dodenregister bijhield. Protestanten en joden werden in aparte delen vooraan in de begraafplaats (weg L) begraven. Het geheel was omgeven door een muur, wat ook wettelijk verplicht was. De grootste grafmonumenten kwamen aan de wegen, waar concessies toegekend werden voor 50, 75, 100 jaar, of eeuwigdurend. De pleinen waren bestemd voor niet-concessiehouders en konden na 5 jaar hergebruikt worden.

In 1872 kocht de stad een bijkomend terrein van de Parkabdij van 1 ha 49 are, onmiddellijk aansluitend bij het zogenaamde “kerkhof van de vijf parochiën”. Dit bijkomende deel, omgeven door de wegen West, Noord, Oost, Zuid, vormt samen met het eerste perceel het “oude kerkhof”. Het gietijzeren kruis werd geplaatst in 1875.

Het duurde echter niet lang vooraleer nieuwe uitbreidingen zich opdrongen. Nog voor de eeuwwisseling lag het plan voor de annex op tafel. Op dit terrein van circa 3 ha, even strak gestructureerd met rechte wegen als het oude kerkhof, werd vanaf 1901 begraven.

Heel anders ziet het deel aan de andere kant van het oude kerkhof eruit. De gronden voor wat het “nieuwe kerkhof” zou heten (4 ha 79 a), waren oorspronkelijk militair oefenterrein en werden aangekocht in 1921. Leon Rosseels tekende het ontwerp en plande – aansluitend bij de opvattingen van dat moment – eerder een park met percelen van verschillende omvang, gescheiden door slingerende paden. Ook de regelgeving was intussen veranderd. Indien je geen eeuwigdurende concessie koos, kon je er één aangaan voor 30 jaar, of nog altijd zonder concessie voor kortere tijd genieten van de tijdloze slaap. Intussen zorgde een algemene wetsherziening voor de afschaffing van de eeuwigdurende concessies, en zijn de in Leuven geldige termijnen 25 en 50 jaar. Zonder concessie word je in principe 20 jaar met rust gelaten.

Sinds de soepeler houding tegenover crematies moeten ook een strooiweide en columbarium bij een begraafplaats voorzien zijn. Ze werden eerst in de annex toegevoegd, maar zijn intussen in het nieuwe kerkhof opgenomen. Hier zijn ook urnenvelden. Renovaties van deze eeuw houden onder meer een vergroening in (liever gras dan keitjes), en grotere aandacht voor duurzaamheid en onderhoudsvriendelijkheid. Er worden volop pogingen ondernomen om de waardevolle grafmonumenten voor het nageslacht te bewaren. Tevens wil men de verbanning van de begraafplaatsen uit het leven terugschroeven, en deze sites meer aantrekkelijk maken om er ook zomaar even te verpozen.