Een gebruik dat vooral bij Tibetaanse boeddhisten gangbaar is, is de luchtbegrafenis, ook wel hemelbegrafenis genoemd. Het dode lichaam wordt ritueel aan de gieren aangeboden. Begraven in een quasi permanent bevroren ondergrond is immers onbegonnen werk. Voor crematie is er op grote hoogte dan weer onvoldoende brandhout ter beschikking. Maar er zijn ook religieuze overwegingen om voor deze vorm te kiezen. Het lichaam voederen aan de dieren is een vorm van teruggave of offer aan de natuur. Het getuigt ook van een respectvolle manier van omgaan met natuur en milieu, waarbij men vermijdt schade toe te brengen.


Gewoonlijk wordt een monnik met dit ritueel belast, al zijn er ook gemeenschappen waarin alle mannelijke volwassen dorpelingen deelnemen (met uitzondering van de familieleden). Er worden sneden in het dode lichaam gemaakt, zodat de ziel vrij komt en in de lucht kan verdwijnen. De gieren, lange tijd beschouwd als boodschappers van de goden, krijgen daarna vrij spel. Na een tiental minuten komt de monnik tussen; hij slaat de schedel in, zodat ook de hersenen vrij liggen. Wat later verpulvert hij de overblijvende beenderen, om ze vervolgens met boter te vermengen en opnieuw aan de gieren te voederen. Dat laatste gebeurt niet bij de Zoroastriërs die tot voor enkele decennia een gelijkaardig ritueel toepasten.


In Iran vind je bij Yazd nog de Torens van de Stilte waar de Zoroastriërs de luchtbegrafenis uitvoerden. Het gebruik werd hier ruim een halve eeuw geleden formeel verboden. In India was men genoodzaakt op andere methodes over te stappen wegens de grote gierensterfte door het veelvuldig gebruik van ontstekingsremmers. In Tibet werd de methode in de jaren 1950 verboden door de Chinezen en werd voor extra hindernis gezorgd door de gieren neer te schieten. De Tibetanen bevochten hun gebruik. Met mondjesmaat lukte het om de luchtbegrafenis weer ingang te doen vinden, maar zelden kan dit nog met enkel gieren. Andere dieren (zoals kraaien, honden) moeten een tandje bijsteken.

Toren van de Stilte bij Yazd

Ook al is de luchtbegrafenis in Tibet traditioneel de meest gebruikelijke, er zijn in deze regio ook andere vormen van begraven, waarbij men op andere elementen dan de lucht een beroep doet. Wie een onnatuurlijk dood stierf (bijvoorbeeld door ongeval, executie, of in gevangenschap), wordt in het water vastgemaakt en door de vissen opgepeuzeld. Dit verklaart mee waarom veel Tibetanen geen vis eten. De stoffelijke resten van wie aan een besmettelijke ziekte stierf, worden bij voorkeur door vuur verteerd. En hoogst uitzonderlijk, wanneer het om een gereïncarneerde hoge monnik gaat, wordt het lichaam op de aarde vastgezet en bouwt men er een stupa omheen.