Beknopte kerkgeschiedenis

De huidige St.-Martinuskerk is niet het eerste stenen kerkgebouw op deze plaats. Pastoor Bartholomees, een dynamische zielenherder die de bijnaam kreeg de tweede stichter van de parochie te zijn, liet vanaf 1742 de bouwvallige kerk van vroeger afbreken en herbouwen. Een deel van de stenen werd hergebruikt. Ook een grafsteen uit 1709 uit de oude kerk werd ter plaatse behouden. In de nieuwe kerk werd nog enkele decennia begraven, zelfs nog vóór de wijding die door oorlogsomstandigheden tot 1777 uitgesteld moest worden.

De Franse tijd leidde tot de opheffing van parochie en kerk. Burgemeester Hendrik Bosmans tekende namens de parochianen verzet aan: de kerk van Herent bevond zich veel te ver om er gemakkelijk heen te kunnen. De kerk bleef als plaats van erediensten behouden en werd binnenin gerenoveerd met tal van stukken uit opgeheven kerken en kloosters. De sacristie ter hoogte van het koor werd toegevoegd in 1847.

In het begin van de 20e eeuw had de kerk sterk te lijden onder een zware storm, waarna (onder meer) de vloer in het midden vernieuwd moest worden. De bombardementen in 1944 deden de kerk op zijn grondvesten schudden, maar de funderingen en de muren bleken stevig genoeg.




Het miraculeuze Mariabeeld dat de parochie in vroegere eeuwen grote bekendheid gegeven had, werd in 1945 gestolen en door een kopie vervangen. Het eikenhouten Christusbeeld dat vroeger aan de buitenzijde van het koor hing, bevindt zich nu in de kerk. Bij het interieur van de kerk horen ook twee schilderijen van Pieter-Jozef Verhaghen, één van de meest illustere personen die bij de kerk begraven ligt.




Aan de vooravond van de 21e eeuw werd de kerk grondig gerestaureerd.

Grafstenen in de kerk

Grafsteen uit 1709

Binnenin de kerk bevinden zich twee 18e-eeuwse grafstenen. In 1709 kwam de vrouw van een koopman uit Luik bij een ongeval ter hoogte van herberg De Swaen om het leven. Het kruis dat hier als herdenking geplaatst werd, verhuisde in 1920 naar het park bij de abdij van Keizersberg. Het graf en de grafsteen in de kerk zijn behouden. In 1772 verongelukte een 18-jarig meisje uit Leuven; ook haar grafsteen is nog duidelijk leesbaar in de kerkvloer aanwezig.

Aan de buitenkant van de kerk zijn verschillende oude grafstenen en epitafen ingemetseld. Zo vind je er een opvallende marmeren plaat verwijzend naar burgemeester Hendrik Bosmans. Minder opvallend is er een steen in de koorzijde met (onder meer) de naam van één van de broers van de Leuvense burgemeester De Neeff en hun moeder. In de muur met de toegang tot de sacristie kunnen met wat goede wil nog de namen ontcijferd worden van eigenaars van domeinen palend aan het (huidige) kerkhof.

Keizersberg

Burgemeesters van Wilsele

Hendrik Bosmans was volgens de marmeren gedenkplaat 24 jaar burgemeester van Wilsele, al vermeldt zijn doodsbericht 30 dienstjaren. Hij moest eerst een tweede burgemeester naast zich dulden, omwille van de gangbare taal die hij onvoldoende beheerste. Hij ging de geschiedenis in als de eerste verkozen burgemeester van Wilsele. Eén van zijn zonen, Philippus Jakobus, eveneens op de plaat vermeld, werd ook burgemeester. Het aantal jaren burgervaderschap van deze laatste vormde een record: 39 jaren. Tussen vader en zoon was een brouwer van Putkapel, Petrus Geeraerts, korte tijd burgemeester (5 jaar). De familie Geeraerts leverde trouwens later nog een tweede burgemeester, namelijk kleinzoon Petrus Joannes die de vijfde burgemeester van Wilsele werd. Vooraleer de kleinzoon in functie kwam, nam Jean-Baptiste Vanderelst 10 jaren het gezag waar. De jonge Geeraerts was 16 jaar burgemeester en overleed voortijdig. De fakkel werd doorgegeven aan Alfons Van Geel, die het mandaat zou opnemen tot de volgende Geeraerts er klaar voor was. Maar het werden 25 jaar. Daarna nam Henri Corbeels het roer over (20 jaar burgemeesterschap). De laatste burgemeester van Wilsele was Leopold Decoux; bij de fusie van de gemeentes had hij 30 dienstjaren als burgervader op de teller staan.


Op de gedenkplaat zijn niet alleen de namen van twee burgemeesters vermeld, maar minstens even opvallend ook de naam van pastoor Joannes Hendrik Bosmans. Deze zoon van Hendrik Bosmans werd kanunnik en aartsdiaken te Mechelen en was deken van het district Mechelen. Priestersymbolen zijn toegevoegd.

Een dochter van Hendrik en haar echtgenoot vervolledigen de grote plaat. Op een toegevoegde plaat is een kleindochter met haar echtgenoot vermeld. De aangehuwden behoorden bij belangrijke families uit de regio. De familie Andrien bezat de voormalige hoeve De Swaen, die in 1920 voor de E314 afgebroken werd.

Begrafenis burgemeester Corbeels (foto Nédée)


Jean De Neeff en familie

De zogenaamde “Leuvense Lafayette”, (Georges) Jean De Neeff, is de eerste naam die je aantreft op de steen ter herdenking van de familie De Neeff. In zijn jonge jaren vocht hij aan de zijde van de Fransen tegen de Oostenrijkers voor de onafhankelijkheid. Er volgde een periode van Franse overheersing, waarin hij belangrijke functies in de regio opnam en zich zeer geliefd wist te maken. Zijn bijnaam dankte hij aan zijn optreden tegen het Nederlandse leger ten tijde van de Belgische Omwenteling. Als commandant van de burgerwacht speelde hij in september 1830 een hoofdrol bij de verdrijving van de Nederlanders. Een maand later werd hij als burgemeester in Leuven aangesteld. Zijn leven eindigde nauwelijks drie jaar later in een nooit volledig opgehelderd mysterie: zijn lichaam werd in de Vaart gevonden.

Op de steen zijn verder de namen vermeld van zijn tweede echtgenote, drie (van zijn vier) zonen en schoondochters, twee gehuwde kleinkinderen en hun partner, een ongehuwde kleindochter en een achterkleindochter. Verschillende van zijn nakomelingen waren in de regionale of zelfs in de Belgische geschiedenis belangrijk.

In 1900 werden de zonen van zijn oudste zoon in de adel opgenomen. De erfelijke riddertitel gaat sindsdien op hun zonen over. Hun wapenschild laat een sabel zien tegen een veld van lelies. Het wapendevies luidt “patriae non sibi” (vertaald: “voor het vaderland, niet voor zichzelf”).



Pastoor Legrand

Het art deco grafmonument voor pastoor Legrand kwam er dankzij de parochianen. Hijzelf wilde naast pastoor Schuermans begraven worden, maar verlangde geen monument. Willem Karel Legrand (1885-1943) liet in de parochie een sterke indruk na. Hij preekte in de tweede wereldoorlog tegen de bezetters en de collaborateurs en werd in 1943 gearresteerd. Na zeven maanden gevangenschap kwam hij vrij, maar hij werd uit zijn functie ontslagen en uit de parochie verbannen. Na een laatste vroegmis in het klooster van Bleydenberg (Wilsele) vertrok hij naar het klooster van Néchin (Henegouwen), waar hij twee maanden later overleed. Een straat palend aan het kerkhof is naar de pastoor vernoemd. De gemeente zorgde ook voor een gedenkplaat aan de muur van de pastorij.



Pastoor Schuermans

Lodewijk Willem Schuermans (1821-1891) stichtte in 1875 samen met de studentenvereniging “Met Tijd en Vlijt” in de Wilselse pastorij het Davidsfonds. Dit gebeurde als antwoord op het Willemsfonds, dat antiklerikaal geworden was. Doelstellingen van het katholieke Davidsfonds waren gebruik en studie van het Vlaams aanmoedigen, het Vlaamse volk ontwikkelen en de nationale geest versterken. Pastoor Schuermans was ook een tijdje interim-voorzitter van de nieuwe vereniging. Eerder had hij al een verklarend woordenboek geschreven, het “Algemeen Vlaamsch Idioticum”.

Het neogotische grafmonument werd ingehuldigd in 1913. Honderd jaar na de stichting van het Davidsfonds werd in de pastorijmuur een gedenkplaat toegevoegd.



(Al)Fons Stessel

Het herdenkingsmonument voor deze missionaris van Scheut bevindt zich voor de ingang van de kerk. Fons Stessel werd geboren in een kroostrijk gezin in Wilsele in 1929. Hij werkte 30 jaar lang in Congo; vanaf 1986 was hij in Guatemala actief. In de hoofdstad van dit Midden-Amerikaanse land zette hij zich in voor de armen in de sloppenwijken. Op 19 december 1994 werd hij na de misviering vermoord. De moordenaar werd twee jaar later opgepakt, maar de motieven voor de misdaad bleven onduidelijk. Er kwamen meer Belgische paters in Guatemala gewelddadig om het leven. Ze worden beschouwd als hedendaagse martelaren. In Wilsele-Dorp werd een straat naar Alfons Stessel vernoemd.



Cicercule Paridaens

Bij de concessie van de Dochters van Maria vind je een afzonderlijke grafsteen voor Cicercule Paridaens (1769-1838). Cicercule Paridaens was afkomstig uit Mons maar verhuisde in 1791 met haar ouderlijk gezin naar Leuven toen haar broers hier gingen studeren. Ze voelde kloosterroeping en trad in bij de Dochters van O.-L.-Vrouw te Mons. Ze kwam later naar Leuven terug en stichtte er samen met een priester in 1805 een religieuze communauteit. De zustergemeenschap zou zich op onderwijs voor meisjes toeleggen. Het meisjespensionaat ging nog datzelfde jaar van start. Al snel kwam het tot grote bloei en moest naar een voldoende ruim huis uitgekeken worden. Sinds 1812 bevindt “het Paridaens” zich in het voormalige Hollands College in de Janseniusstraat in Leuven. De school ontwikkelde zich tot een gerenommeerd instituut, met nog altijd een groot aantal leerlingen.

De congregatie van de Dochters van Maria (officieel erkend in 1834) heeft ook banden met Wilsele. Cicercule kocht in 1830 het domein Bleydenberg, waar de kinderen op woensdagnamiddag in de buitenlucht konden zijn en zusters met gezondheidsproblemen verbleven. Bijna een halve eeuw later kwam hier ook een school. Er is trouwens nog een andere school in Leuven die ook door de Dochters van Maria gesticht werd: het Miniemeninstituut in de Diestsestraat.

En hierover zal een gids je graag meer vertellen: oorspronkelijk werden de Dochters van Maria niet hier begraven maar aan de koorzijde van de kerk…

Cicercule Paridaens


Pieter-Jozef Verhaghen

De witmarmeren buste van Pieter-Jozef Verhaghen (1728-1811) is nu verdwenen, maar sierde oorspronkelijk het grafmonument van de kunstschilder die naam en faam maakte in de Oostenrijkse tijd. In de voetsporen van Rubens schilderde hij graag grote taferelen, vol kleur en dynamiek. Vooral bij de Norbertijnen en voor kerken kreeg hij veel opdrachten. Hij werkte ook als hofschilder voor keizerin Maria-Theresia. Geboren in Aarschot, vestigde hij zich als jongvolwassene in Leuven. Hij trouwde met een Leuvense, woonde eerst een hele tijd in de Mechelsestraat en later aan de Vaartkom.

Het grafmonument kwam er op initiatief van pastoor Schuermans, 150 jaar na de geboorte van de schilder. Na de Oostenrijkse periode was hij in de vergetelheid geraakt. In de tweede helft van de 19e eeuw werd hij herontdekt en wilde men hem in eer herstellen. Er hangen ook twee werken van Verhaghen in de kerk.



Professoren

Van drie Leuvense professoren is op het kerkhof van Wilsele nog een (vervallen) grafmonument bewaard.

Louis Van Biervliet (1802-1868) - officiële naam: Antonius-Lodewijk Van Biervliet – was afkomstig uit Izegem. Hij huwde met de dochter van een Gentse prof, die de promotor van zijn eindwerk was. Ten tijde van de cholera-epidemie (1832) was hij werkzaam als arts in Kortrijk. Bij de opening van de katholieke universiteit in Leuven in 1835, werd hij hier één van de negen proffen waarmee de faculteit geneeskunde startte. Hij doceerde fysiologie en later algemene pathologie, en toonde een uitgesproken pedagogische belangstelling en bekwaamheid. Verschillende van zijn zonen behaalden eveneens een universitair diploma. Eén van hen werd ook professor te Leuven, namelijk in de faculteit rechtsgeleerdheid.


Jean-Baptiste Vrancken (1805-1871) was de zoon van de koster van de Leuvense St.-Pieterskerk. Hij behaalde het diploma van dokter in de geneeskunde in de periode van de rijksuniversiteit te Leuven. Hij schreef een eindwerk over hygiënisch en therapeutisch gebruik van bier, en kreeg hier in Rotterdam een bekroning voor. In 1835 werd hij één van de negen proffen in de geneeskunde in de nieuwe katholieke universiteit te Leuven. Hier gaf hij farmacologie en later ook een tijd mentale ziekteleer. Zijn bescheidenheid en werkkracht waren karakteristiek. Hij bleef ongehuwd, maar kon tot aan zijn dood op de zorgen van zijn zus rekenen.


François Baguet (1801-1867) was uit Nijvel afkomstig. Gehuwd met Julie Pigeolet. Classicus. Van bij de oprichting van de katholieke universiteit tot aan zijn dood was hij ook academisch secretaris. Dit was de enige lekenfunctie in de hoogste echelons van de universiteit. In deze functie werd men rechtstreeks benoemd door de rector, die hiervoor iemand koos uit de professoren rechten of letteren.



Bombardementen op 12 mei 1944

Het Leuvense station en de spoorwegwerkplaatsen waren het doelwit van de geallieerden bij de bombardementen in de nacht van 11 op 12 mei 1944. De weersomstandigheden waren echter slecht en in het donker kon het doel niet voldoende nauwkeurig gelokaliseerd worden. Een aantal markeerfakkels kwamen ten westen van de Vaart terecht, middenin Wilsele-Dorp. Twintig minuten lang werd de gemeente stevig gebombardeerd. Niet minder dan 142 huizen werden totaal vernield en nog eens 400 huizen raakten beschadigd. Zesenzestig burgers kwamen om. In de chaos stortten ook drie lancasters neer. Twee botsten te Wilsele, wat een enorme explosie tot gevolg gaf. De stoffelijke resten van de bemanning werden de volgende weken verspreid in de omgeving teruggevonden. Een derde lancaster werd neergeschoten door de Duitsers en stortte in Leuven neer.

De meeste burgerslachtoffers, waaronder zes leden van één gezin, zijn begraven bij de kerkhofmuur in het achterste deel van het kerkhof. De bemanning van de botsende lancasters ligt vlakbij (Commonwealth War Graves) op één persoon na (een Amerikaan die door zijn familie gerepatrieerd werd). In 2010 werd bij deze graven een oorlogsmonument in Cortenstaal geplaatst, met daarop een korte toelichting. De gemeente zorgde toen ook voor eenvormige kruisen voor de burgerslachtoffers.

De bemanning van het boven Leuven neergeschoten vliegtuig is begraven op de Leuvense stadsbegraafplaats.



(Het begin van) WOII en het herdenkingsmonument

Bij het begin van de tweede wereldoorlog maakten het eerste en tweede bataljon van “The Coldstream Guards” deel uit van het Britse expeditiekorps in Frankrijk. Het zijn vooral deze manschappen geweest die onze gewesten in mei 1940 verdedigden. De Duitsers vielen België, Nederland en Luxemburg onverwachts binnen op 10 mei 1940. Leuven werd (zoals andere plaatsen) gebombardeerd; vier dagen later waren ook de Duitse grondtroepen in Leuven aangekomen. Aan de KW-linie (een verdedigingslijn met meer dan 400 bunkers, van Koningshooikt tot Waver) werd onder meer ter hoogte van Leuven verschillende dagen hevig strijd geleverd. Britten en Belgen probeerden hier de verdere doorgang van de vijand te verhinderen. Op 16 mei werden de mannen die Leuven verdedigden tot Wilsele teruggedrongen. Vanuit Wijgmaal volgde een tegenuitval. De bescherming van Leuven moest echter opgeheven worden. Op 26 mei besloten de Britten zich uit ons land terug te trekken. Het Belgische leger dekte nog hun aftocht via Duinkerke, om daarna te capituleren. Vanaf 28 mei was België bezet gebied.

Enendertig Britse soldaten vonden in Wilsele hun laatste rustplaats. Op het herdenkingsmonument voor de kerk (ontworpen door J. Malu) zijn de namen vermeld van de geallieerde soldaten en van de burgers van Wilsele die in de tweede wereldoorlog sneuvelden.